We zien ook de naam van de brouwerij, annex tapperij van Geert en Christina: ‘De Bronswijck’ en dat deze verpacht werd aan Geerts halfbroer Ludolphus. Hij lag dus aan de Oude Boteringestraat en de tapperij was daarachter met de ingang aan de Butjesstraat.
Fragment uit bron: r.a. III p deel 4, fol. 129, 1687
In ‘Rooms‑katholieke bewonerslijsten van de stad Groningen 1665‑1688’[1] komt in de lijst van 1682, in het ‘17e vaendel’, Geert Boelens, brouwer, voor. Ook in de lijst van 1688 komt hij voor: ‘monsr. G. Boelens, een renteneer’, wonend in de Oude Ebbingestraat (1e vaendel). Boven hem woont een zekere juffer Heerema (Heerma). Zijn buurman aan de ene kant is Geert Cloosterhuis, een ijzerkoper, en aan de andere kant Wolter Warffemius, een ‘qualificeert cramer’. Boven Warffemius woont een zekere joncker Heerma. Nu hij zijn brouwerij verkocht heeft aan zijn halfbroer Ludolphus kan hij dus gaan rentenieren. Hij woont weer op het adres van vóór zijn huwelijk. Heeft hij geruild met halfbroer? Woont Geert nu weer in het ouderlijk huis van vader Julle Luirts? 1689, 9-16 januari: Er worden 17 grazen beklemd land geveild, liggende binnendijks onverscheiden in 38 grazen onder de klokkenslag van ‘t Zandt. De eigenaar is Joest Conders en de meier Sicco Dorenbusch. Er wordt 1160 car. gld. geboden door een zekere Conraet Redeker, die verklaart namens Gerhard Boelens à Feddema geboden te hebben. Deze wordt dus de nieuwe eigenaar.[2] 1689, 13 juni: ‘Op de requeste van Gerardus Boelens à Feddema als voormondt, Hindrick Horendijck, ende Thomas Alting als voogden over wijlen Jannes van Lingen drie naegelaten onmondige kinderen bij
|